Hoewel we tegenwoordig de periode Beggar’s Banquet tot en met Exile On Main St. zien als de klassieke Stones-periode, was daar in 1973 geenszins sprake van. Exile was destijds lang niet zo goed in de smaak gevallen als dat we nu denken en er moest dus een goede opvolger komen. De meningen of dit gelukt is variëren echter nog wel eens. Feit blijft dat ze met Angie een hele dikke vette hit scoorden. Tegelijkertijd is Angie eveneens het nummer dat als een schaduw over de plaat hangt. Boudewijn Büch, toch een enorme Stonesfan, zei ooit eens dat hij van dat nummer walgde een het Stones-onwaardig was. Hij zal zeker niet de enige geweest zijn. Dat hierdoor de andere nummers van Goats Head Soup wat ondersneeuwden zal duidelijk zij. Wie de plaat echter alleen ziet als ‘Angie en wat andere nummers’ slaat de plank echter volledig mis.
Goats Head Soup is een sleutelplaat. Het is de plaat waarbij de eenheid Jagger/Richards barsten begint te vertonen. Richards zou later zeggen dat hij op dat moment bergafwaarts richting de dope ging en Jagger omhoog naar de jetset. Daarnaast is het ook bijna de zwanenzang van Mick Taylor. Naar het schijnt was hij niet tevreden met de songschrijverscredits en het daaraan gekoppelde royaltyverhaal, maar ook iets met een verslaving had. Iets dat kennelijk bij de Stones hoorde, aangezien ook producer Jimmy Miller met een fors probleem afscheid nam. Je zou dus kunnen stellen dat het een onrustige tijd was…
Muzikaal breekt de plaat ook met de voorganger. Slechts Silver Train heeft een directe band, maar dat nummer was dan ook al in de Sticky Fingers-tijd ontstaan. De plaat opent met het broeierige Dancing With Mr. D, een nummer waarin een flinke groove zit. Dat soort funky elementen zullen veel terugkomen, iets waar het clavinetspel van Billy Preston ook aan bijdraagt net als het veelvuldige wah-wah gebruik. Coming Down Again is ook zo’n atypisch Stonesnummer zijn, net als Can You Hear The Music of Winter. Het geeft de plaat een soort ‘feel’-karakter mee.