Het blijft mooi dat er uit de toch al rijke muziekgeschiedenis nog steeds prachtig werk blijft opduiken, liefdevol opgepoetst door mensen die van wanten weten. Naar de Russische componist Georgy Catoire (1861-1926) werd zelfs een ensemble vernoemd, met drie man op de cello, één op de altviool, een violist en een pianist. Op deze schijf een ruime greep, te beginnen met het eerste strijkkwartet. Over de eerste versie daarvan was hij zo ontevreden, dat hij het vernietigde, op de andante na, want daar had Tsjaikovski iets op geschreven. Dat stuk plus de nieuwe versie waren lang zoek en worden hier voor het eerst uitgevoerd. Ze klinken uiteraard zeer Russisch, maar je hoort dat zijn muzikale blikveld ruimer is, met name Wagner komt in het vizier. De twee toongedichten uit het laatste jaar van zijn leven, nadat bij meerdere grote drama’s had moeten beleven, kunnen in hun beheersing dienen als een terugblikkend overzicht van zijn ontwikkeling.