Op de albumhoes prijkt een opvallende nieuwe versie van het beroemde schilderij 'De dood van Marat', oorspronkelijk van de hand van Jacques-Louis David. Ditmaal met Andrew Bird als 'lijdend' voorwerp en niet Marat, een knipoog naar de verhouding tussen het inwendig lijden en het creatieve proces, zoals hij dit ook op openingstrack Sisyphus bezingt. Met een al even ironische titel My Finest Work Yet, noemt Bird het zelf een album gedomineerd door morele onzekerheden. Lastige vraagstukken, maar ze worden ondersteund door een duidelijke en elementaire aanpak, waarbij alle liedjes live op tape werden gezet, zonder koptelefoons en resulterend in een organisch en innig geheel. Muzikaal zijn het vooral geruststellende klanken die doen meevoeren in melancholie, weerklinken verrassende wendingen en de verfijnde productie. Het fraaie Bloodless, dat van een fijnzinnige lome jazz transformeert tot een pakkende popsong, is een van die prijsnummers. Na ruim een dozijn albums is Andrew Bird nog lang niet uitontwikkeld en is de hoop dat dit ook maar nooit zal gebeuren.