Weinigen zullen nog rekening gehouden hebben met een nieuw studio-album van de inmiddels zevenenzestigjarige Canadees, zeker niet nadat hij zich halverwege jaren negentig letterlijk terugtrok op een berg en verklaarde uit de muziekindustrie te stappen om zich te richten op spirituele zaken. Maar zie, het bloed kruipt waar het niet gaan kan, en negen jaar na The Future verschijnt een album met een titel die weinig aan duidelijkheid overlaat. Wel had op de hoes wellicht beter kunnen staan ‘Leonard Cohen & Sharon Robinson’, want deze laatste is samen met Cohen verantwoordelijk voor alle nummers, alle instrumenten en de productie. Ongebruikelijk, zeker voor Cohen, die in een recent interview bekende niet zo goed te zijn in samenwerken. Maar in een uiterst ontspannen schrijf- en opnameproces (Cohen en Robinson wisselden via het internet ideeën en flarden muziek uit) ontstond dit tiental nieuwe nummers. De toch al donkere stem van Cohen is zo mogelijk nog lager geworden, en als vanouds praat hij meer dan hij zingt, maar er zijn er maar weinig die zo mooi kunnen praten als Cohen, zoveel maakt het eerste nummer A Thousand Kisses Deep meteen weer duidelijk. Ten New Songs biedt weinig verrassingen, en gelukkig maar, want op geforceerde vernieuwing zit niemand te wachten. Opmerkelijk zijn het door George Jones geïnspireerde That Don’t Make It Junk en de ‘protestsong’, The Land Of Plenty, waarin Cohen echter vooral zijn eigen onvermogen blootlegt: ‘Don’t really have the courage to stand where I must stand, don’t really have the temperament to lend a helping hand’. De jaren op Mount Baldy hebben Cohen (door de Boeddhistische monniken Jikan, ‘de stille’, genoemd) hoorbaar goed gedaan en we mogen er dankbaar voor zijn dat Cohen de berg weer verruild heeft voor Los Angeles om deze warme plaat te maken.