Wie de documentaire Soul Of America heeft gezien, hoeft niet te worden bijgepraat over de relatie die soulman Charles Bradley met zijn moeder had. Een geschiedenis van verlating en verwaarlozing eindigde met Charles die op zijn vijftigste bij moeder introk, om elkaar beter te leren kennen en omdat hij zelf geen kant meer op kon. Het is dan ook niet verbazend dat de dood van zijn moeder in 2014 een behoorlijke indruk op Bradley heeft achtergelaten, en dat kan de man maar op één manier uiten: door te zingen. Met name het titelnummer, nota bene een Black Sabbath cover(!) snijdt werkelijk door de ziel. Toch is het album, zoals ook zijn vorige twee, vooral een boodschap van liefde en saamhorigheid. Inclusief de liefde voor het vaderland, want niet voor niks opent Bradley met God Bless America, voorafgegaan door een mooi gesproken intro. De stem heeft nog niets aan kracht ingeboet, moeiteloos sluit hij nog aan in het rijtje van Otis Redding en James Brown, hoewel de intonatie dit keer ook doet denken aan een andere, bijna vergeten, legende, James Carr. Muzikaal heeft de Menahan Street Band plaats gemaakt voor een mengeling van muzikanten uit zijn eigen toerband The Expressions en uit alle hoeken van de Daptone stal, The Dap Kings, The Budos Band, en natuurlijk The Daptone Horns. Producer Thomas TNT Brenneck ontpopt zich zo langzamerhand als de Steve Cropper van de 21e eeuw, die het maximale uit Bradley weet te halen. Met dit derde hoogtepunt op rij is Bradley definitief toegetreden tot de eredivisie van de tijdloze Soul.