Met interne strubbelingen, het overlijden van bassist Paul Gray (vandaar de titel) en het opstappen van meesterdrummer Joey Jordison mag het op z’n zachtst gezegd een wonder heten dat Slipknot op de proppen is gekomen met dit vijfde album. Opener XIX vat het in al zijn zwaarmoedigheid goed samen. Door het ontbreken van de bekende gitaarmuur best gewaagd, maar een stemmige stilte voor de storm. Vanaf Sarcatrophe gaat het loos en trekt de band alles uit de kast waar ze goed in is: wereld hekelende zang, catchy gitaarrifs, stampende en blastende drums, en percussie en scratichting/sampling voor een extra laag lawaai. Het beproefde recept, maar bijzonder geïnspireerd uitgevoerd met een perfecte sound. Het vertrek van Jordison valt zelfs niet gelijk op. Opvallend is ook dat Corey Taylor z’n cleane zang op de meeste plekken een stuk zuiverder is dan voorheen. En dat maakt de rustigere nummers een stuk aantrekkelijker dan eerder. Een mooie, gebalanceerde plaat.