Hoewel Edward Elgar vaak in een adem genoemd wordt met de ‘English Musical Renaissance’ liet hij zich veel meer dan bijvoorbeeld Vaughan Williams beïnvloeden door Wagner en vooral Brahms. Aan het einde van de Eerste Wereldoorlog componeerde Elgar zijn beroemde celloconcert, dat bij de première in 1919 maar matigjes werd ontvangen. Pas na de Tweede Wereldoorlog verwierf het de plaats die het sindsdien inneemt: als een van de meest gespeelde en geliefdste celloconcerten, niet in de laatste plaats dankzij Jacqueline Dupré. De sololijnen, misschien niet zo virtuoos als die van Dvorák, krijgen door de bijna kamermuzikale orkestratie van Elgar een enorme zeggingskracht. ‘Het verdriet van Elgar klinkt erin door; het is een introverte compositie, zeker vergeleken met zijn meer pompeuze werken van vóór de oorlog,’ aldus de jonge Frans-Argentijnse celliste Sol Gabetta. Dit jaar speelt ze het werk zestig (!) keer, waaronder vorige maand in ons land met het Rotterdams Philharmonisch. Gabetta maakte alom geprezen Sjostakovich-, Haydn- en Mozart-opnamen en deze cd, rijkelijk aangevuld met minder bekende werken van Elgar, Dvorak en (op de bonusschijf) Vasks verdient eenzelfde aanprijzing, niet in de laatste plaats dankzij het voortreffelijk spelende Deense orkest onder leiding van Mario Venzago.