Volgens een legende uit de negende eeuw was paus Gregorius de Grote de schepper van het hele Gregoriaanse repertoire. Een duif zou de gezangen in het oor gefluisterd hebben, waarna Gregorius ze dicteerde aan een achter een scherm gezeten schrijver. Nieuwsgierig door de onderbrekingen van Gregorius (door de influisteringen van de duif), besloot de schrijver aan de andere kant van het scherm te kijken waar hij de duif zag zitten. Deze legende verwondert. Het feit is dat Gregoriaans vooral door ‘orale compositie’ tot stand gekomen is. De uitvoering op deze cd is responsoriaal. Waar echter normaal bij zo’n uitvoering solist en koor elkaar afwisselen, is op deze opname Martin Grubinger de percussie solist. Het koor van het Schola Cantorum van de Münsterschwarzach Abbey behoudt haar mystieke stemgeluid, solisten laten zich niet intimideren door de percussie geluiden. Een gedurfde combinatie, maar vervaagt de weergave van tekst, als oorspronkelijk doel van het Gregoriaans, door de percussie niet? Onderscheiden we nog wat de duif zegt?