Niet alleen nu al een van de betere naamgevers van een album dit jaar maar des te meer een zeer sterk voorbeeld van de allesomvattende compositiekwaliteiten die (ook nog) crooner Neil Hannon als enig vaste groepslid van The Divine Comedy bezit. Instrumenten als rekwisieten in theaterstukken van hits (vaak ook nog in hapklare singlevorm) zijn ook op dit tiende (wie haalt dat überhaupt nog tegenwoordig?) album eerder regel dan uitzondering. Barokke kamerpop (wel een grote doorzonwoning waar een orkest past) zijn de twee woorden waar ook wij niet aan zullen en willen ontkomen want zo is het nu letterlijk en figuurlijk éénmaal, daar vrijwel niemand aan de overigens soms hevig knipogende Hannon kan tippen of het zal de lange lijst van collegae moeten zijn die in ‘s mans vaarwater opereren maar zijn briljante toevoegingen toch onmisbaar geacht hebben ter vervolmaking. Elizabeth, zou het u behagen eens aan Neil Hannon te denken als ridder?