In de muziekwereld bestaan er twee groepen mensen. Mensen die de Amerikaanse gitarist Bill Frisell kennen (veel mensen) en mensen die Bill Frisell niet kennen (ook veel mensen). Voor beide groepen is een, zachtjes gezegd, interessant dubbelalbum uitgekomen: Orchestras. Frisell is een gitarist van de buitencategorie. Virtuoos, eigenzinnig en altijd op zoek naar verandering. Opvallend is zijn zeer eigen en karakteristieke gitaargeluid. Als je dat één keer gehoord hebt, zul je het altijd herkennen. Welke muziek hij ook speelt, na de eerste gitaaraanslag zul je zijn toon, zijn klank, altijd kunnen herkennen. Dat is des te meer bijzonder als je weet dat Frisell een muzikale duizendpoot/omnivoor is. Zijn staat van dienst als solo-, band- en studiomuzikant is gigantisch. Rode lijn is het totaal ontbreken van vakjes en hokjes. Maar altijd met zijn signature gitaargeluid, fluweelzacht én kristalhelder en omfloerst tegelijk. Op Orchestras is die klank vanzelfsprekend ook weer prominent aanwezig. Voor de -voor Frisell broodnodige- voortdurende verandering gaat hij op Orchestras aan de slag met twee orkesten. Eén klein gezelschap (Umbria Jazz Orchestra; 11 muzikanten) en een groot (Brussels Philharmonic (± 60 man/vrouw). Samen met deze orkesten en zijn vaste bassist (Thomas Morgan) en drummer (Rudy Royston) pakt hij uit. Van groot naar klein en van cinematografische soundscapes naar oosters getinte, bezwerende stukken. Zoals gebruikelijk bij Frisell ontbreken ook muzikale pop-ups uit jazz, The Great t American Songbook en country niet. Orchestras laat zich beluisteren als een muzikale expeditie en verkenningstocht. (Fons Delemarre)