Frontman Jurre Otto vond de zin 'Shy Bairns Get Nowt’ al struinend door de stad, gekalkt op een muur, middenin het schrijfproces van het tweede album van Queen’s Pleasure. Het resoneerde meteen. Het lijkt ook zo te zijn in deze tijd: als je niet schreeuwt word je niet gehoord. In een wereld waar polarisatie en algoritmes bepalen wat de orde van de dag is, is er zelden ruimte voor nuance. Gelukkig is meeschreeuwen geen probleem, het Amsterdamse viertal heeft genoeg te zeggen. De leden, inmiddels twintigers, spelen al samen sinds hun tienerjaren. Op de tweede plaat spelen en zingen ze alles wat ze dwars zit gepassioneerd van zich af. De Britrock raakt steeds meer met postpunk doordrenkt. Het geheel krijgt een punk-energie mee, gedragen door de bas Jelmer van Os en de drums van Sal Rubinstein.
Opgenomen in de afgeslotenheid van Vlieland in de winter dook de band het verlaten poppodium De Bolder in. Hier werkten ze onder toeziend oog van producer Frans Hagenaar met onverminderde energie aan de “moeilijke tweede”. Maar van echte moeilijkheid was in dit geval geen sprake: De twaalf nummers van de plaat barsten van de ideeën, van de creatief gevonden drum- en basritmes en de snijdende riffs van gitarist Teun Putker tot de lappen tekst die Otto bijtend in de microfoon lijkt te spugen. Maar toch is overdaad nergens te bekennen, productioneel wordt er een sterke focus gelegd op de kern, de instrumentatie die allemaal in één keer op de band gevangen is. Met een minimum aan overdubs en versieringen hoor je hier altijd een band in hun puurst mogelijke vorm. Het is dan ook makkelijk voorspellen wat je bij een concert van Queen’s Pleasure kan verwachten: Een liveshow waar de urgentie vanaf spat. en waarbij je naar elk bandlid individueel al een hele show zou kunnen kijken.
Ook tekstueel is die drang om tot de kern te komen sterk aanwezig. Overal waar Otto kijkt ziet hij oppervlakkige facades en met scherpe tong prikt hij daar dwars doorheen. De irritant stoere praatjes om indruk te maken (Living A Lie), de voor commercie geëxploiteerde seksualiteit die je in elke reclame ziet (Playboy’s On), de misplaatste trots die Nederland nog steeds lijkt te hebben op het VOC tijdperk (My Eyes Adored You Too). Otto is zelf niet immuun voor deze geidealiseerde waanbeelden. In Man In A Suit krijgt die geïdealiseerde versie van jezelf zelfs een fysiek gedaante. Die man in het dure pak aan wie je jezelf altijd maar moet meten. Op Monday beschrijft Otto hoe het einde der tijden komt (natuurlijk op een maandag) maar het moeilijk is om daar echt iets om te geven. Waarom zou je ook als er toch nooit iets verandert?Zo dwaalt Queen’s Pleasure muzikaal door de stad, die wonderlijke maar onvergeeflijke plek waar alles lijkt te gebeuren. Elke wandeling gevuld met herinneringen aan alle moeilijke gebeurtenissen die hier eerder hebben plaatsgevonden, maar waar je ondanks dat toch niet weg kan blijven. Het is geen makkelijk bestaan, maar wat er ook gebeurt, Queen’s Pleasure blijft onuitputbaar zoeken naar dat wat echt is.