De laatste drie die pianist Paul Lewis opnam, sinds hij een jaar of tien geleden begon met het opnemen van alle pianosonates die Schubert schreef. Deels uit onvrede over de onbekendheid van dat werk, en geslaagd in zijn missie om ons te overtuigen. Want Schubert, vooral toch de man van de liederen, toont zich ook in deze drie stukken weer eens een ware virtuoos, waarbij het niet gaat om zoveel mogelijk noten in een maat, maar om muzikale zeggingskracht. Wat dat betreft was Schubert in zijn eigen tijd al een vreemde eend in de bijt, en die reputatie is hem blijven achtervolgen. Ten onrechte, want dit is de componist in zijn meest wezenlijk vorm, in drie sonates die ontstonden in de periode 1817-1819, waarvan D568 pas vlak voor zijn dood werd voltooid.