De buurvrouw: ‘Komt je huis te koop?’
De dochters: ‘Natuurlijk wist jij dat niet pap. Je was er nooit.’
De rouwmeneer: ‘Sorry dat ik onverwacht nog even binnenval.’
De dames: ‘Je hebt mijn telefoonnummer, toch?’
Emma: ‘De volgende keer neem ik een stoerdere man.’
Ik: ‘Ik kuste de grond waarop je liep!’
De Koning van de Nacht: ‘Denk je echt dat alles om Emma draaide?’
In Na Emma doet Joost Prinsen verslag van de twaalf maanden na de dood van zijn vrouw.