Recensie
Het is dit jaar precies een kwart eeuw geleden dat het titelloze debuut van Suede verscheen. De band rond zanger Brett Anderson en, toen nog, gitarist Bernard Butler behoorde daarmee tot de grondleggers van de Britpop, maar vond zijn inspiratie duidelijk elders dan de meeste andere genregenoten. Suede klonk duisterder en ook gevaarlijker. Maar nog niet eerder zo unheimisch als op dit achtste studioalbum, The Blue Hour, dat door de band als slotdeel wordt gezien in een trilogie die begon met het comebackalbum Bloodsports uit 2013. Anders dan de voorgaande platen werd deze geproduceerd door de gelouterde Alan Moulder, en op ongeveer de helft van de veertien tracks is een belangrijke rol weggelegd voor het Praags Filharmonisch Orkest, dat eerder werkte met regisseur David Lynch. Verder zijn er stukjes gesproken woord en field recordings, maar de toon wordt desondanks gezet door het majestueuze gitaargeweld van Richard Oakes en de galmende stem van Anderson. The Blue Hour is een overweldigende plaat van bijna een uur, met een vaak bombastisch geluid en onheilszwangere teksten, maar vooral ook vol ijzersterke liedjes. Een indrukwekkende meesterproef van een zelfverzekerde band die zich allang niets meer gelegen laat liggen aan hypes en trends.
Tracks
Disc 1
1. As One
2. Wastelands
3. Mistress
4. Beyond The Outskirts
5. Chalk Circles
6. Cold Hands
7. Life Is Golden
8. Roadkill
9. Tides
10. Don't Be Afraid If Nobody Loves You
11. Dead Bird
12. All The Wild Places
13. The Invisibles
14. Flytipping