Wander, een eenendertigjarige, aan lagerwal geraakte man, zonder geld, baan, diploma's of huis, wordt verliefd op de bijna twintigjarige studente Hanna, een meisje uit een keurig, welgesteld gezin. Zeer helder licht, de eerste roman van Wessel te Gussinklo in bijna twintig jaar, is een even luchthartig als diepgravend boek, waarmee hij opnieuw aantoont dat hij tot de meest eigenzinnige auteurs van Nederland behoort. Fictie - Niet hip, te oud: Rudolf Geel en Wessel te Gussinklo gelden als anomalieën in het literaire klimaat van nu. Maar ze hebben meer kwaliteit in hun pink dan de totale Kluun. 'ongewenste oude lullen' was de werktitel bij dit stuk. Dat zit zo: eerst kreeg ik een roman op mijn bureau van Rudolf Geel (1941). Een naam uit vervlogen tijden. Hij debuteerde in 1963, toen ik net bestond. Zijn literaire loopbaan begon gunstig, hij publiceerde bij De Bezige Bij, hij werd redacteur bij het prestigieuze tijdschrift De Gids, boek na boek verscheen, van degelijk ironisch-realistische snit. Als verteller een vakman. Ik dacht dat hij opgehouden was met schrijven, maar nee, zijn nieuwe roman Volmaakte mannen blijkt zijn dertigste boek. Still going strong. Inmiddels publiceert hij bij Azul Press, getuige hun fondslijst een kleine uitgever die liefde voor de letteren laat prevaleren boven winstbejag. De voortgeschreden jaren blijken van geen enkele invloed te zijn geweest op het schrijverschap van de onbekommerde ironisch-realist Geel. Hij voert in zijn onderhoudende nieuwe tragikomedie maar liefst vijf mannen op die een uiterst onvolmaakt leven leiden, maar die zijn blijven dromen van het tegendeel, van een sprankje uitzonderlijkheid als ultieme verzoening met het ondermaanse. Misschien is vriendschap het enige antidotum tegen het loodzware besef van vergankelijkheid, begrijp ik uit Volmaakte mannen. Geel is als schrijver te sympathiek en te mild om een literaire hemelbestormer te zijn, maar anderszins is zijn proza bepaald geen straf om te lezen. Banvloek Hij blijkt niet veranderd, maar de tijd wel. Eind jaren zeventig stond het ironisch realisme in een wat gepasseerde reuk, de literaire vernieuwing moest duidelijk komen van de postmodernisten rond het literaire tijdschrift De Revisor. Die toenmalige banvloek tegen ironisch-realisten is inmiddels weer tenietgedaan, zo is er nu goddank algemene waardering voor de als ironisch-realist begonnen Mensje van Keulen. Dat laat onverlet dat nogal wat andere schrijvers van ironisch-realistische signatuur nadat ze uit de mode raakten, helemaal uit het blikveld verdwenen. Zo ook Geel. Dat zij zo. Toch wringt er iets. Ik lees zijn roman en realiseer mij dat hij meer kwaliteit in zijn pink heeft dan in de totale Kluun schuilt. Toch krijgt een dunne bestelling als Kluuns Haantjes in het openingsstuk van het boekenkatern van de Volkskrant vier sterren. Als je zoveel ruimte en aandacht geeft aan een efemere krabbelaar, kun je met recht de vraag stellen: waarom dan niet ook een vakman als Geel gerecenseerd? Het antwoord laat zich raden. Niet hip. Te oud. Niet bij een gerenommeerde uitgeverij. En onuitgesproken: we weten het wel, hij is niet langer een belofte, hij heeft het niet gemaakt, die ellendige sukkel die almaar voortschrijft, de mensen kennen hem niet meer, maar goed ook. Laat hem vooral ondergronds blijven. Van een andere orde Er zijn meer schrijvers die als ergerlijke anomalieën worden ervaren in het huidige literaire klimaat. Ook Wessel te Gussinklo (1941) is zo iemand die niet in het huidige plaatje past, maar die je gelukkig kunt negeren omdat hij niet regelmatig in de krant schrijft of daarin genoemd wordt, niet te zien is in vlotte talkshows op de televisie, sowieso nergens te zien is. Naar verluidt huist hij tegenwoordig te Zuid-Beveland in een afgelegen boerderij die hij spaarzaam verlaat. Te Gussinklo is als schrijver natuurlijk van een andere orde dan Geel. Eind vorige eeuw verhief hij de Nederlandse autobiografische roman tot een ware kunst met zijn grootse romans à thése De verboden tuin (1986) en De opdracht (1995). Dat zijn geen boeken die je om het verhaaltje leest, maar om de ervaring. In dat kolkende, intense proza volgt hij van moment tot moment alle mogelijke interacties van zijn hoofdpersoon Ewout Meyster, de gedachten struikelen over elkaar om in een brede veeg een duizelingwekkend inzicht te bereiken. Een groot schrijver, maar ook iemand die weerstanden oproept. Dat zal